Symposium Kunst & Gebiedsontwikkeling van Kunstgebouw/Provincie Zuid-Holland

Februari 2011  

Kunst en gebiedsontwikkeling is het thema van deze dag, waarbij de waarde van Kunst als aanjager en katalysator voor ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht

Bas Heijne formuleerde met zijn essay Echt Zien het uitgangspunt voor de kunstmanifestatie waarvan dit symposium de afsluiter is. Hij pleit voor kunst die uitdaagt tot een nieuwe beleving van de alledaagse werkelijkheid. Een uitnodiging om, met een andere blik, even voorbij de bekende realiteit te kijken. De autorit over de N 470 moet méér zijn dan een verplaatsing: een beleving, een ervaring!

Kunst en gebiedsontwikkeling lijkt zo een volgende schaalsprong van de kunst die zich met onze gebouwde omgeving bezighoudt. Deze relatie tussen kunst en leefomgeving is al decennia moeizaam. Bij iedere situatie opnieuw steekt de vraag de kop op wat nu eigenlijk de positie van de kunst en de kunstenaar is en waar de loyaliteit van de kunstenaar uiteindelijk ligt. In de de wereld van de kunst of in die van de ordening van de ruimte.

Wanneer kunst zich vooral profileert als de veroorzaker van een andere blik, om even voorbij de bekende realiteit te kijken, in de reeds veranderde omgeving, dan hoeft deze vraag niet te spelen. Een andere blik kun je uitstekend aanbieden met een ruimhartige toepassing van artistieke middelen. Ook het plaatsen van een kunstwerk dat deze veranderde omgeving markeert, er een andere kijk op veroorzaakt komt niet in dit kunst of ruimtelijke ordening conflict.

Maar dan hebben we het vooral over kunst en reeds ontwikkelde gebieden, en nog niet over de ontwikkeling daarvan. Bemoeienis met de ontwikkeling van gebieden vergt meer dan het voorbij de bekende realiteit te kijken, meer dan het omvormen van een reis tot een beleving, dan speelt het hele complexe spel van de ruimtelijke ordening een rol. Zelf bezocht ik de opleiding die ook wel Arnhemse school werd genoemd en die in haar 30 jarig bestaan haar conflictueuze relatie tussen kunst en ruimtelijke ordening heeft gekoesterd. Het best wordt dat geïllustreerd door de opeenvolging van namen die de opleiding kreeg. Van monumentale en versierende vormgeving, monumentale kunst nieuwe stijl via omgevingsvormgeving naar architectonische vormgeving monumentaal tot kunst in de openbare ruimte, om uiteindelijk te eindigen als de afdeling OK5 genoemd naar het nummer van het onderwijslokaal. De opleiding was in de jaren 60 gestart door Peter Struycken vanuit een oprechte interesse in het vanuit de kunst verbeteren van de extreem geindustrialisserde en geschematiseerde naoorlogse stedenbouw. Een belangrijk streven van de opleiding was om de identificatiemogelijkheden met de steeds anoniemer geworden gebouwde omgeving te vergroten. Daarvoor moest er ook worden ingegrepen in de wijze waarop deze gebouwde omgeving tot stand komt. Het met beleidsplannen en commissies doordesemde vakgebied dat hieruit is ontstaan werd in de jaren negentig zó breed door kunstenaars omhelsd dat een aparte vakopleiding hiervoor overbodig werd.

De Arnhems geschoolden blonken vaak uit in de analyse van de gebouwde omgeving in verandering maar de kunsttoepassingen die hieruit resulteerden gingen nog wel eens snel een zichtbare worsteling met de tand des tijds aan die niet altijd werd gewonnen. Dit bracht mij ertoe om niet het maken van kunst het hoofddoel van mijn artistieke bemoeienis met de gebouwde omgeving te laten zijn, maar het blootleggen van potenties in de omgeving in verandering, en het vervolgens op de juiste plaats inbrengen van die potenties.

Ik geloof kortom minder in de kunst, maar meer in de toegepaste kunstenaar als aanjager en katalysator voor ruimtelijke ontwikkelingen, als behartiger van de cultuur van de ruimtelijke ordening. Deze cultuur van de ruimtelijke ordening gaat vooral over de wijze waarop ruimte tot stand komt binnen de tijd en plaats van handelen en is dan ook geen aangelegenheid van de kunstsector maar vraagt aan de kunstenaar om de gebouwde omgeving in al zijn facetten als werkplek te nemen. Deze culturele dimensie kan zich immers op vele plaatsen schuilhouden of juist ongezien in het oog springen.

Ik wil die culturele dimensie hier voor u openenen aan de hand van een tiental fenomenen die ik regelmatig tegenkom. Ze bevatten kansen, enthousiasmerende voorbeelden maar ook een enkele waarschuwing.

EINDBEELDDENKEN

‘Een stad is nooit af’ is een veelgehoord cliché. Toch doen veel bestuurders en plannenmakers regelmatig hun best om hun bewoners en publiek ervan te overtuigen dat de voltooing aanstaande is. Of dat zij in ieder geval bijzonder hoopvol op weg zijn naar die voltooing. Het ongewisse parcours van de door vele belangen, grote financiële consequenties en de daarmee gepaard gaande onzekerheden gedomineerde ruimtelijke veranderingen worden gepareerd met tot de verbeelding sprekende eindbeelden, die de te bereiken aangename situatie tonen, wanneer de verandering eenmaal achter de rug zullen zijn.

In plaats van het overbluffen van de onzekerheid over de toekomst met lonkende perspectieven is er juist in het goed volgen van het ongewisse parcours voor iedere situatie in verandering veel winst te behalen. De grootste opgave ligt dan in het niet overschreeuwen maar in het toelaten van de onzekerheid en die te vertalen in nieuwsgierigheid. Een nieuwsgierigheid die gaandeweg tot een breed inzicht in de situatie in verandering zal leiden en daarmee hoe dan ook het meeste op zal leveren voor de verbijzondering, het draagvlak en de identiteit van de situatie in verandering.

Er zijn goede voorbeelden van kunstenaars en landschapsarchitecten die bij wijze van survey de kwaliteiten van een plek voor de veranderingen in beeld brengen. Belangrijk is om dat te doen voorafgaand aan de planvorming, bij wijze van beginbeeld, niet wanneer die reeds zijn beslag heeft gekregen. DS landschapsarchitecten bijvoorbeeld bereisden de volledige voormalige romeinse grens aan het begin van het denken over een herstel van dit archeologische erfgoed. Met hun reis brachten zij de huidige staat van die limes in beeld en daarmee de zin en onzin van een eventueel herstel of herinnering daaraan.

PARALLELLE INTEGRALITEIT

Regelmatig kom ik situaties tegen waarin de kunst grote potenties worden toegedicht voor het beinvloeden van veranderingsprocessen. Kunstenaars krijgen opdracht om zo autonoom mogelijk relaties aan te gaan met de meest uiteenlopende partijen om zo sturing aan de verandering te kunnen geven. Bij bestudering van de organisatieopzet blijkt deze invloed echter soms absoluut onmogelijk te zijn.

Omdat worst practices vaak interessanter zijn dan good practices hier een voorbeeld van zo’n parallel proces. In 2003 vond er in het amstelland, een agrarisch recreatief gebied ten zuiden van amsterdam, een grootschalig project plaats rondom de toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Er werden ook 4 kunstenaars gevraagd daar een bijdrage aan te leveren. Hoewel er in de opzet sprake was van ronkende verwachtingen van artistieke invloed bleken die in de organisatiestructuur volkomen onmogelijk. De kunstenaars presenteerden hun projecten namelijk op precies dezelfde dag dat de concept visie voor de toekomstige ontwikkelingen ter goedkeuring werd voorgelegd. Met de beste wil van de wereld was geen relatie meer te leggen en bleken de kunstenaars gevangen in een parallelle integraliteit.

UITWISSELBARE EIGENHEID

Bij complexe ruimtelijke veranderingsprocessen wordt meestal al vroeg in het proces aangestuurd op eensgezindheid bij alle betrokken partijen om ervoor te zorgen dat een ieder zich herkent in het beeld. Dit vroege streven naar eensgezindheid heeft doorgaans twee consequenties: het leidt tot uitwisselbaarheid van het typische eigen karakter en gefixeerdheid op de positieve, op dat moment gewenste eigenschappen die herkenbaar zijn van vergelijkbare plaatsen. Daarmee worden ook bijzondere kansen over het hoofd gezien die bij uitstek door kunstenaars scherp in beeld kunnen worden gebracht.

Onder de titel het best bewaarde geheim van Den Haag bracht Melle Smets in 2005 de over het hoofd geziene kwaliteiten van het haagse bedrijventerrein de Binckhorst in beeld. Tot vorig jaar stond er een ambitieuze herinrichting van het gebied van de hand van OMA op stapel. Maar nog voor de geplande grootschalige herinrichting met opwindende architectuur bleek deze plek al vol van  kwaliteiten en belevingen te zijn. Inmiddels zijn de ambitieuze plannen van de baan en onderzoekt de stad serieus de ontwikkelingsmogelijkheden vanuit de reeds aanwezige kwaliteiten.

VERANDERINGSPROCESIDENTITEIT

Bij ruimtelijke veranderingen zijn veel partijen betrokken en daarmee zijn er ook minstens zoveel angsten te bezweren. Deze angsten moeten overtuigend worden weggenomen of in ieder geval voldoende worden gecompenseerd of geneutraliseerd. Er is daarbij actieve ondersteuning, beweging, dynamiek nodig om de veranderingen te kunnen bewerkstelligen. Zonder dynamiek beweegt er niets, maar de verkeerde, door een leugenachtig eindbeeld veroorzaakte dynamiek, werkt averechts op het veranderingsproces. Een goed omschreven procesidentiteit kan op een optimistische manier de kwaliteiten van een plek benoemen en zo veel betrokkenheid en de noodzakelijke dynamiek onder de belanghebbenden en belangstellenden veroorzaken. Het eerste ontwerp van een veranderingsproces, nog voordat er voorstellen op tafel komen, is de identiteit van het veranderingsproces zelf.

Voor de UNESCO werelderfgoedpolder de Beemster ontwikkelde ik in 2005 met een team uit cultuurhistorici en landschapsarchitecten de ontwikkelingsvisie ‘Des Beemsters’. Deze visie groeide uit tot een integrale benadering voor het succesvol en actief betrekken van (CULTURELE) kwaliteiten bij de actuele ruimtelijke ordeningsvraagstukken van de droogmakerij. Aangestuurd door het begrip ‘Des Beemsters’, feitelijk het eerste gerealiseerde onderdeel van de ontwikkelingsvisie. Het is een manier om in taal zo kort mogelijk te zeggen wat ‘eigen’ aan een bepaalde situatie is. Des Beemsters bezorgt de aanpassing van de droogmakerij aan de actuele ontwikkelingen een ‘merknaam’ die niet aan een bepaalde sector, maar aan de eigenheid van de hele polder verbonden is. Door deze merknaam, en de organisatiestructuur en projecten die werden ontworpen maakt cultuur integraal deel uit van de ruimtelijke planvormingsprocessen.

AUTHENTIEKE BEPERKINGEN

Nog niet eens zo heel lang geleden waren de geografische situatie in combinatie met de aanwezige bouwmaterialen bepalend voor de architectuur van een plek. Waar er kon worden gebouwd en of dat met het aanwezige hout, steen, marmer of stront gebeurde waren doorslaggevende factoren voor het uiterlijk en de omvang van een bouwwerk. Vooral cultuurhistorici en toeristenverenigingen vieren deze oorspronkelijke ontstaansdynamiek van de gebouwde omgeving nog. In de werkelijkheid is deze echter al lang folkore geworden. Tegenwoordig zijn we immers in staat om alles wat we willen overal te bouwen en vieren we niet meer onze geniale omgang met de beperkingen van een plek maar juichen we juist de eindeloze mogelijkheden die we hebben toe. Het lastige van deze bijna eindeloze mogelijkheden is dat de identiteit van een situatie, de bijzondere eigenheid ervan, niet meer als van zelf vanuit de worsteling met de beperkingen ontstaat, maar als het ware achteraf wordt bedacht en toegevoegd. Binnen het enthousiasme van deze eindeloze mogelijkheden worden de louterende, de verfijnende en verbijzonderende invloed, die beperkingen op een bepaald bouwwerk kunnen hebben, echter steeds meer gemist. voor een prijsvraag over nieuwe landhekken in de provincie Utrecht ontwikkelden de kunstenaars krijn christiaansen en cathelijne montens het boerenverstandhek. Ze hergebruikten niet zozeer de originele vorm van het regionale hek maar veeleer de manier van ontstaan daarvan. Ze stelden hun nieuwe hekken samen uit oude stukken hout uit de schuren en kelders van de boeren. daarmee herstelden ze een authentieke ontstaanswijze en veroorzaakten meteen een eigenheid die geen ontwerper kan verzinnen.

IDENTITEIT IS EEN WERKWOORD

Steden zoeken hun identiteit vaak in de historische stad, zelfs wanneer die er niet is en in de situaties en gebeurtenissen die in het verleden die stad hebben gemaakt tot wat ze is. Vaak zijn de identiteitsveroorzakers uit het verleden niet meer echt actief maar vervullen ze vooral een rol op de achtergrond. Vestingwerken bijvoorbeeld, hebben voor de verdediging van de stad tegen binnendringers, volledig hun functie verloren, maar ze zijn wel zeer belangrijk geworden voor de omgevingskwaliteit.

Bij identiteit denken we meestal meteen aan leuke, aangename dingen. Maar identiteit hoeft niet per se leuk te zijn, het is vooral sterk of zwak.

‘Identiteit’ is een breed begrip met vele definities en interpretaties. Het fenomeen identiteit is zeker niet meer strikt ‘territoriaal’ te noemen oftewel te verbinden met de streek waar iemand vandaan komt. In plaats van dat je afkomst, beroep of streek waar je woont je een identiteit meegeeft is er veel eerder sprake van dat je je ‘ergens mee identificeert’. Identiteit is een werkwoord geworden, je krijgt het niet maar je doet het op, je stelt het samen.

Wie in de zoektocht naar de ‘eigen identiteit’ van een plek om deze een rol te kunnen geven in de veranderingsprocessen die voortdurend gaande zijn, alleen maar oog heeft voor de prettige aspecten, de gewenste geschiedenis en schone zaken, loopt het risico om de meest kansrijke kwaliteiten over het hoofd te zien. Vooral achter oponthoud, afval en strijd verschuilen zich de allersterkste identiteiten.

Tijdens het programma van RUHR 2010 afgelopen zomer in het Ruhrgebied namen ook de kunstenaars van Observatorium deel. Onderwerp van het project was de metamorfose die het landschap rondom de Emscher en niet in de laatste plaats de rivier zelf aan het ondergaan is. Deze rivier wordt gerenatureerd en zal zo in de toekomst zijn imago van afvalputje van de streek van zich af gaan schudden. Observatorium timmerde een brug op het droge met drie paviljoens als oord voor productief wachten op de toekomstige rivier. Observatorium nodigden hun gasten persoonlijk uit om een etmaal in het braakland op de nieuwe rivier te Warten auf den Fluss. Nergens kun je de langzaam maar zekere én enorme landschaps- en stadstransformaties beter ervaren dan in het braakland langs de Emscher, dat van achterkant van het Ruhrgebied tot voorkant moet worden. De ‘slapende brug’ stond temidden van de door industrie verlaten landschap en vormde een perfecte plaats voor overpeinzing van het beloofde landschap en werd volop geprogrammeerd met discussie, uitwisseling en vooral ervaring en identificatie met het postindustriele spontane landschap.

ONTWERP DE OPDRACHT

In het vaststellen van de kwaliteiten van de verandering ligt de kracht van de cultuur van de ruimtelijke ordening. Netzoals de opleidingen die van naam verschieten en beleidsprogramma’s die voortdurend worden ombenoemd van culturele planologie via cultuur en ruimte naar kunst en gebiedsontwikkeling, zoek ik ook al jaren naar een geschikte term om de culturele positie in de ruimtelijke ordening te benoemen. ik noemde het ooit conceptmanager of planmaster. maar een belangrijke functie die ik zie voor de kunsten bij de ruimtelijke ordening is toch die van de opdrachtsteller. Niet gehinderd door een begrensde sectorale positie of een vastgesteld eindproduct brengt deze de kwaliteiten in kaart en laat deze een rol spelen in het veld van verandering. Dat is de kern van de cultuur van het ruimtelijk ordenen. En zonder te willen pleiten voor het vast aanstellen van een opdrachtsteller in ieder veranderingsproces, kan een vooronderzoek vanuit de culturele dimensie van de situatie het geheel meer laten zijn dan de optelsom van de betrokken sectoren. Dat vereist wel een goed ontwikkelde nieuwsgierigheid naar de meest uiteenlopende oorzaken van het ontstaan van de gebouwde omgeving en de gevolgen daarvan.

In samenwerking met kunstgebouw ontwikkelde ik zo’n tien jaar geleden het project amfibisch wonen. In de zoektocht naar identiteit worden de belangrijkste dragers vaak overgeslagen. De dragers zijn al heel lang de specifieke beperkingen van een locatie waarbinnen een bepaalde bouw-ambitie gestalte moet krijgen. Al eeuwenlang geven de beperkingen het sterkste vorm aan onze ambities en bepalen daarmee onze gebouwde identiteit. Tegenwoordig lossen we de beperkingen technisch op en verzinnen achteraf een identiteit. Daarvoor worden vaak de iconen die in het verleden zijn ontstaan, gekopieerd zoals vuurtorenwoningen, dijk-en brughuizen of molens, maar verzuimen we om nieuwe iconen te ontwikkelen. Vanuit deze gedachte ontwikkelde ik in 2000 het project Amfibisch Wonen waarbinnen veel mogelijke nieuwe iconen voor wonen en water ontstonden. Amfibisch Wonen is daarmee een pleidooi voor het loslaten van de dwangmatige beheersing van bodem en water. Het is een pleidooi voor het toelaten van weersinvloeden, getijden en seizoenen in de woonomgeving en daarmee ook voor een nieuwe woonmentaliteit. Zo ontstaan juist vanuit die beperkingen van drassigheid en wateroverlast bijzondere nieuwe iconen.

HET IDEE DAT JE ZELF KRIJGT

Spel en ernst sluiten elkaar geenszins uit. Tijdens de meest ernstige processen is van spel sprake en bij geen enkel spel is de ernst ver weg. Wanneer spel en ernst gescheiden raken verdwijnt daarmee meteen de open blik en de nieuwsgierigheid die zo noodzakelijk zijn voor het culturele karakter van de ruimtelijke ordening. In het plezier van het samengaan van spel en ernst schuilt de kern van ieder veranderingsproces. Spel bezit het vermogen om je een inzicht in de situatie in verandering te geven dat ver boven je eigen belang en waarneming uitstijgt. Spel geeft je de mogelijkheid om even op de stoel van de wethouder te zitten of om zelf een goed concept voor de verandering te bedenken. Het proces neemt veel belanghebbenden én belangstellenden mee in de analyse en conceptontwikkeling zodat de resultaten herkenbaar zijn. Het beste idee is immers nog altijd het idee dat je zelf hebt gekregen.

GEBIEDSINTENDANT

In het rijtje van conceptmanager, planmaster en opdrachtsteller is net een nieuw begrip ontstaan. afgelopen november werd ik benoemd tot gebiedsintendant van de koningsas een gebied tussen groningen en assen. De Koningsas is ook een dynamische gebied waarin veel ontwikkelingen plaatsvinden. Vanuit deze ontwikkelingen ontstaan nieuwe kwaliteiten in het gebied. De positie bestaat uit het samen met ondermeer bewoners, overheden en ondernemers de kwaliteiten uit te dagen én uit te dragen. Maar ik ben er zeker van dat er zonder zich er van bewust te zijn reeds vele gebiedsintendanten aan het werk zijn geweest. Wij denken ook altijd dat deze culturele benadering van de ruimtelijke ordening iets Nederlands is maar dat is zeker niet het geval. De duitse architectengroep raumlaborberlin heeft inmiddels een aardige cv opgebouwd met activistisch, architectonische, culturele interventies in de gebouwde omgeving en sluipt daarmee steeds dichter tegen de daadwerkelijke planvorming. Zo programmeren ze reeds een jaar of twee een sleets metrostation in Essen. Het begon met een ter plekke gemaakte en uitgevoerde opera. Via onder andere bokswedstrijden tussen rivaliserende sportscholen zijn ze inmiddels een vaste factor geworden bij het her-denken en her-programmeren van deze plek en haar omgeving. Na hun oorspronkelijke ondersteuning door het lokale theater werden ze ondersteund door het culturele hoofdstadprogramma maar inmiddels is het ministerie van verkeer hun hoofdsponsor.

ONTREGELEN

Vaak hoor ik dat de beste functie voor kunst in de gebouwde omgeving zou zijn om te ontregelen. om zich niets aan te trekken van bestaande conventies en de eigen autonome visie zo confronterend mogelijk te presenteren. Als rode draad door alle successen van de culturele benadering van de ruimtelijke ordening zie ik echter de betrokkenheid en de aanwezigheid van de culturele actoren. Een treffend en bekend voorbeeld, hier vandaag ook vertegenwoordigt, is jeanne van heeswijk. Ik vat dit voorbeeld onder het kopje ontregelen maar had het veel beter kunnen vatten onder procesidentiteit of ontwerp de opdracht. Bij het project FREEHOUSE dat zij momenteel uitvoert in rotterdam zuid ontwikkelt zij een model voor cultureel ondernemerschap. Dit project is ontstaan vanuit een jarenlange persoonlijke aanwezigheid, betrokkenheid en lobby naar het stimuleren van bijzonder ondernemerschap vanuit eigen producten van jonge ontwerpers. Naast de verkoop in een eigen winkel dringt jeanne daarbij zelfs door tot een van de bolwerken van de detailhandel, de markt. Voor haar project ontrafelde ze de logica en onlogica van de organisatie van de markt en streeft er naar die opzet ten gunste van nieuwe producten en jonge ontwerpers te veranderen. De werking zit hem hier niet in het ontregelende effect van de kunstenaar, de shock en confrontatie met de volstrekt andere visie, maar in het doorgronden van een manier om bepaalde gewenste zaken beter te regelen.

Wanneer u kunst een rol wilt laten spelen bij ontwikkelde gebieden staan u ruime mogelijkheden ter beschikking om door middel van kunst de herontwikkelde gebieden te markeren, verfraaien, beter te beleven of desnoods te becommentarieren. Wanneer u kunst een rol wil laten spelen bij het daadwerkelijk ontwikkelen van gebieden dan raadt ik u aan om de wens dat de bemoeienis van de kunstenaar ook een kunstproduct oplevert los te laten. Dan treft u ook onder kunstenaars tot de verbeelding sprekende behartigers van de cultuur van de ruimtelijke ordening.

tot slot nog dit:

Wanneer u een en ander in alle rust nog eens na wilt lezen dan raadt ik u aan deze publicatie aan te schaffen.

Voor de gemeente Utrecht werk ik momenteel een voorstel uit voor een project op kanaleneiland. Deze prachtwijk staat hoog in de top tien van wijken met een slecht imago. Op alle mogelijke schalen, van kanaalzone tot trappenhuis en van schoolklas tot in de buik van door obesitas getroffen jongeren wordt gesleuteld aan deze wijk. Bij het nagestreefde imago, dat het weer fraai wordt daar wanneer veel woningen zijn vervangen en er eenmaal rijkere mensen wonen, wordt de liefdevolle verhouding van de huidige bewoners met hun eigen k*eiland volledig over het hoofd gezien. In samenwerking met het jongerencultuurhuis gaan we deze scheldnaam als geuzenlabel op richten. We gaan lokale mode ontwikkelen maar bijvoorbeeld ook degelijk op kanaleneiland beproefd hekwerk waardoor de wijk een geheel andere reputatie op kan gaan bouwen.

Hans Venhuizen

2 Februari 2011

Symposium Kunst & Gebiedsontwikkeling

Kunstgebouw/Provincie Zuid-Holland

 

 

The comments are closed.